Een stukje geschiedenis.
Aan de kusten van Alaska leefden ongeveer 1800 jaar v.Chr. al eskimo's die voor hun levensonderhoud waren aangewezen op honden. De eskimostam Mahlemiuts leefde aan de Noordwestkust van Alaska, rond de Golf van Kotzebue en leefde voornamelijk van de visvangst. Deze stam fokte en selecteerde een grote, krachtige maar vriendelijke hond met een dikke en dichte vacht met veel onderwol. Zij gebruikte haar honden voor het trekken van zware lasten over lange afstanden en de jacht op kariboes en ijsberen.

Rond 1920 kwamen de eerste Malamutes in de Verenigde Staten. Arthur Walden en Milton en Eva Seeley behoedden de Malamutes voor hun ondergang en fokten een kleine grijs-witte, zware hond met brede borstkas en laag op de poten. Deze lijn heet de Kotzebue-lijn. In 1935 werd deze hond door de American Kennel Club officieel erkend als ras: de Alaskan Malamute.In Michigan fokte Paul Voelker een grotere en zwaardere Malamute dan het Kotzebue-type en dit werd de M'Loot-lijn. De M'Loots hadden langere oren en neuzen en waren over het algemeen wat agressiever en moeilijker handelbaar dan de Kotzebue. Paul Voelker liet zijn honden niet registreren maar verkocht zijn pups aan mensen die uiteindelijk hun honden wel lieten registreren.De derde lijn die gefokt werd was het Hinman/Irwin-type. Dit was noch een Kotzebue noch een M'Loot maar een hoog op de poten, slanker en veel langhariger type. Deze lijn heeft nagenoeg afgedaan.
Na de Tweede Wereldoorlog ging het met de Malamute wederom bergafwaarts vanwege het gebruik als sleehond bij de in de poolstreken gelegerde militaire eenheden. Er waren nog maar een aantal geregistreerde honden over. Robert J. Zoller, een commandant uit het leger, heeft toen het ras gered door onder de kennelnaam "Husky-Pak" honden te fokken uit kruisingen tussen Kotzebue's en M'Loots, het type van onze huidige Alaskan Malamute.